Koning van de kermis
Dichterbij

column


Toen ik nog bij mijn ouders woonde, namen zij ons – mijn twee zussen en mij – elk jaar mee naar de kermis in het dorp. Natuurlijk wisten zij dat wij dat geweldig vonden, maar in feite was dat bijzaak. Ons tripje naar de kermis draaide maar om één persoon en dat was mijn grote neef. In leeftijd schelen wij acht jaar, in ontwikkeling hadden wij hem toen al een poosje ingehaald.

De kermis was een dure grap. Mijn zussen en ik zagen ons zuurverdiende zakgeld razendsnel verdampen bij de grijpkranen. En een lol dat we hadden! Maar echt leuk en echt onbetaalbaar werd het pas als mijn neef met een broekzak vol muntjes in de botsauto’s stapte. Een ritje of twintig bleef hij achter elkaar in hetzelfde wagentje zitten. Zonder te botsen, want daar hield hij helemaal niet van. Het was hem te doen om het sturen, om de lampjes, om de muziek, om … alles behalve het botsen dus. Mijn neef loopt inmiddels tegen de vijftig, maar toen we hem vorig jaar nog eens mee naar de kermis namen, was het of de tijd had stilgestaan. De gelukzalige lach, de ogen tot spleetjes geknepen om naar alle lampjes te kijken, het behendig manoeuvreren om maar niets te raken.

Ik moest aan mijn neef denken toen ik Jeffrey ontmoette, een van de bewoners van de twee woongroepen van Dichterbij in Horst waar ik eerder al over schreef. Jeffrey is een jongeman van begin twintig die, zo ontdekte ik al snel, helemaal verslingerd is aan de kermis. “Kom maar eens op mijn kamer kijken.”
Jeffrey woont nog niet zo lang in Horst, maar vindt het er heel fijn, vertelt hij terwijl we naar boven lopen. Hier heeft hij rust en een mooie grote kamer. En hij kan het goed vinden met zijn medebewoners. Ja, je kunt gerust zeggen dat het vrienden zijn.
Met een grote grijns en een twinkeling in zijn ogen opent hij de deur naar zijn grote zolderkamer. Ik herken er de blik van mijn neef in. Ik moet ook lachen. Zijn kinderlijke blijdschap werkt aanstekelijk. Jeffrey laat alle miniatuurattracties in zijn kamer zien: de draaimolen, het reuzenrad, de zweefmolen, de botsauto’s. Waarom hij er zo dol op is? “Mijn vader is van de kermis. Hij heeft een eigen attractie. Eerst hadden we een andere. Maar toen heeft mijn vader die verkocht en weer een andere gekocht. Dat is heel duur. En je moet ook heel hard werken. Ik heb heel vaak geholpen.” Jeffrey gaat steeds stoerder praten, zwaardere stem, nonchalanter, ouwe jongens krentenbrood.  “Ik had zelfs een eigen muntje.” Ik zie aan hem dat ik hiervan onder de indruk behoor te zijn, maar weet niet precies wat hij bedoelt. “Zo’n soort sleutel. Ik kon elke rit mee!”, roept hij.

Wauw! Serieus?! Nu ik begrijp wat hij bedoelt, ben ik er écht best wel van onder de indruk. Want hoe gaaf is dat?! Ik zou er ook van naast mijn schoenen gaan lopen. Met zo’n muntje ben je de koning van de kermis!
“Dit is mijn oma”, zegt Jeffrey dan ineens. Hij steekt me een ingelijste foto toe. “Ze is overleden. Ja. Gewoon doodgegaan.” Dat is verdrietig, zeg ik, snel schakelend van de ene naar de andere emotie. Ik kijk Jeffrey aan. De koning van de kermis is nergens meer te bekennen. Voor me staat een jongeman die donders goed weet dat de draaimolen op een dag stopt met draaien. “Opa was vlak daarvoor doodgegaan en toen wilde oma naar hem toe.” Het is goed zo, besluit hij.
Jeffrey heeft laten zien wat hij me wilde laten zien en heeft verteld wat hij me wilde vertellen. Nu wil hij graag een film kijken.

ontwerp: Brood & Tulpen   realisatie: eleven59.nl